Dutch coverage
I’ve just been told about some quite extensive coverage of PLoS and PLoS ONE in the Dutch newspaper “de Volkskrant“. The piece is called “Iedereen mag de expert tegenspreken“. Since I can sort of remember what I said when I was interviewed I can work out those parts of the piece but the rest defeats me. But I know the readers of this blog are better linguists than me so I’ll give you a flavour of it.
The article starts out:
Gratis, multimediaal, interactief: de wetenschappelijke bladen beginnen verdacht veel op kranten te lijken. Met de lancering van het nieuwe online wetenschapspodium PLoS – ONE eind deze maand krijgt de academische gemeenschap zelfs gelegenheid via openbare discussiefora wetenschappelijke artikelen vrijelijk te bediscussiëren. Meer macht aan de lezers
En, zoals dat ook in de krantenwereld gebeurt, kijken de uitgevers van gevestigde bladen met argusogen toe. ‘Heel interessant’, zegt David Tempest van Elsevier Science, de Nederlandse uitgever van belangrijke wetenschappelijke tijdschriften als Cell en Neuron. ‘Ik ben alleen erg benieuwd hoe de wetenschappers gaan reageren.’
There are some quotations from me about peer review,
‘We dachten: laten we het hele proces van wetenschappelijke communicatie heruitvinden’, zegt hoofdredacteur Chris Surridge. ‘Tijdschriften werken soms als eeuwen op dezelfde manier. Internet heeft veel minder beperkingen in volume, en het heeft de kans van interactie met het publiek. Wikipedia is een klassiek voorbeeld.’
and also comments from Huib Mansvelder, a member of the Editorial Board who is based in Amsterdam:
Huib Mansvelder, hersenonderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam en een van de tweehonderd aangezochte juryleden van de editorial board, heeft tot dusver drie artikelen beoordeeld. ‘We letten alleen op technische aspecten, maar evengoed ben je er een dagdeel mee bezig. Die tijd heb je nodig voordat je echt begrijpt waar de valkuilen zitten. Ik vraag ook nog twee andere onderzoekers om commentaar, want ik ben zelf nooit in alle details thuis.’
Dat laatste doet niet iedereen. Daarin zit volgens Mansvelder het risico van PLoS-ONE. ‘Wanneer er te veel halfbakken artikelen op de site komen, zullen goede wetenschappers snel afhaken. Die hebben wel wat beters te doen dan onzin te gaan verbeteren.’
There are also coments from Emilie Marcus of Cell and Linda Miller of Nature.
Hoofdredacteur Emilie Marcus klinkt teleurgesteld. ‘Wetenschappers vinden open debat heel belangrijk, zeiden ze allemaal vooraf aan het experiment. Maar niemand heeft een bijdrage geleverd.’
Het Britse Nature deed deze zomer een nog revolutionairder experiment. Het blad stuurde ingezonden artikelen niet alleen naar experts voor de traditionele beoordeling, maar plaatste ze, na toestemming van de auteurs, ook op het web voor een zogeheten open peer review. De vraag was waar de scherpste jury zit.
Het experiment eindigde 5 oktober. Op 72 artikelen waren in vier maanden in totaal 95 reacties binnengekomen, zegt de Amerikaanse executive editor Linda Miller van Nature . Op 32 artikelen is niet gereageerd, op twaalf kwamen drie of meer opmerkingen. Vergeleken met een beetje discussie op het internet wel heel weinig, erkent Miller. ‘Maar wetenschap is natuurlijk minder emotioneel.’
The piece sums up like this:
Chris Surridge van PLoS – ONE blijft toch hoopvol. ‘Wij hebben een vrij informeel systeem om opmerkingen te maken. Vergelijk het met de optie ‘wijzigingen bijhouden’ in Word. We hopen dat dat uitnodigt tot een snelle krabbel.’
Wie die krabbel mogen zetten? Net als op andere internetfora: iedereen. Wel zal een moderator optreden tegen onbehoorlijk gedrag. En wie vaak een goede bijdrage levert, krijgt net als op Ebay of Amazon een hoger geloofwaardigheidsgetal dan de relschoppers.
Volgens Linda MiIler kan dat op termijn ook een soort beloning opleveren. ‘Stel dat het belangrijk wordt dat je op je cv aangeeft hoe hoog je reputatie-cijfer als reviewer op internet is. Dan heb je er zelf tenminste ook wat aan.’
I hope these extracts give an accurate representation of the piece. You can read the whole article on the newspaper’s website, but I’m afraid that it isn’t free access.